In het artikel “Human rights on the edge”1, vraagt Nicholas Bequelin2 zich af of de mensenrechten en mensenrechtenorganisaties de ondergang van de westerse dominantie kunnen overleven. Dit lijkt misschien scherp gesteld, maar het is vandaag wel een heel relevante vraag. Eentje die we ons ook moeten stellen over internationale samenwerking en de betrokken organisaties.
Tekst: Koen Detavernier
Illustratie: Noëmi Plateau
In de afgelopen jaren deden we aan “ontwikkeling” met de onuitgesproken veronderstelling dat de basisprincipes van democratie en mensenrechten door de meeste actoren en landen gedragen werden, al was het maar in woorden.
Die context is vandaag grondig veranderd. Het groter zelfbewustzijn bij heel wat landen die komaf willen maken met neokoloniale bemoeienissen en de multipolaire wereld, waarin meerdere landen en machtsblokken hun invloed laten gelden, zijn op zich een goede zaak. Maar dit is jammer genoeg ten koste gegaan van de democratie en de mensenrechten.
In 2024 waren er voor het eerst in meer dan 20 jaar weer meer autocratische landen (91) dan democratische (88). Dat stelt het Democracy Report 2025 van V-Dem Institute met als veelzeggende titel: “25 Years of Autocratization – Democracy Trumped?”3 Liberale democratieën zijn nu het minst voorkomende type regime, met nog maar 29 landen. Bijna 3 op de 4 mensen leeft vandaag in een autocratie, 72% van de mensheid. Het hoogste percentage sinds 1978. De democratie zit m.a.w. op een glijbaan waarvan we voorlopig het einde niet zien.
Ook de arbeidsrechten gaan achteruit. Het jaarlijks rapport van ITUC, de Global Rights Index, rapporteerde in 2024 dat 8 op 10 landen het recht op collectieve onderhandelingen schenden. Daarnaast onderdrukken 49% van de landen vakbondsmensen en schenden 40% de vrijheid van meningsuiting en vereniging.
Het Westen is voor een deel zelf verantwoordelijk voor deze achteruitgang. De westerse diplomatie is te vaak dodelijk hypocriet geweest en dat mag je in meer dan één geval letterlijk nemen. De nadruk lag op korte termijn commerciële en strategische belangen, in plaats van te bewijzen dat democratie kan leiden tot sociale en rechtvaardige ontwikkeling, met internationaal recht en mensenrechten als prioriteit. Onze retoriek over mensenrechten en democratie was te vaak een flinterdun laagje vernis. In Indonesië zien onze WSM-collega’s bijvoorbeeld dat China investeert en tienduizenden banen creëert, terwijl de EU Indonesië aanklaagde bij de Wereldhandelsorganisatie omdat het de export van ruwe grondstoffen wilde beperken ten voordele van lokale verwerking. We moeten dus niet terugverlangen naar een unipolaire, door het Westen gedomineerde wereld. In tegendeel, de huidige context roept net vragen op over hoe we internationale samenwerking kunnen bevorderen. Dat geldt niet alleen voor ngo’s, maar ook voor overheden en internationale organisaties. Zullen we morgen op de Internationale Arbeidsconferentie nog slechts een handvol diplomaten tegenkomen die mensenrechten en democratie (en dus ook arbeidsrechten) het nastreven waard vinden? Iets dat “belangrijk genoeg” is om er internationale afspraken over te maken en om ervoor samen te werken?
Het lijkt m.a.w. niet het juiste moment voor België om zich terug te trekken op een eiland en te besparen op internationale samenwerking.
Maar nu de beslissing om er drastisch de hakbijl in te zetten definitief genomen is, moeten we het debat wel nog voeren over wat de Belgische actoren in de internationale samenwerking nog kunnen doen en waar ze dat kunnen doen.
We mogen ons in ieder geval niet beperken tot het veiligstellen van internationale samenwerking zoals we die de voorbije decennia hebben gekend, maar dan met een kleiner aantal landen.
De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking4 Maxime Prévot blijkt dat ook zo begrepen te hebben. In zijn beleidsverklaring breekt hij alvast een lans voor meer coherentie in het Belgi sche internationale beleid, Hij wil ook de banden versterken met meer landen in Azië, Latijns-Amerika en Afrika en ziet hierbij de verdediging van mensenrechten en democratie als een belangrijke doelstelling. Hij pleit voor een “regeringsbrede of whole of government” benadering. In zowat alle onderdelen van het buitenlandse beleid ziet hij een rol weggelegd voor de internationale samenwerking. Jammer genoeg wordt dat nogal eenzijdig en commercieel ingevuld. Onze internationale samenwerking moet voor win-win situaties zorgen: migratie helpen voorkomen, criminelen over de grenzen heen oppakken, onze bedrijven ondersteunen bij hun buitenlandse investeringen en onze toegang tot grondstoffen veiligstellen. Het is nogal wat.
Het moet gezegd, er staat in de beleidsverklaring ook een goede zin over waardig werk, ketenzorg en sociale bescherming. Maar het had meer mogen en moeten zijn. De minister verwijst naar de Belgische veiligheidsstrategie uit 2021 over de vitale belangen van België. Daar hoort ook ons “uniek sociaaleconomisch model dat streeft naar een rechtvaardige verdeling van de welvaart” bij.5 Verder lezen we: “Centraal staat het ‘sociaal contract’: de overheid verzekert publieke diensten en de voordelen van de welvaartstaat aan de burger, die actief deelneemt aan de samenleving en de politieke besluitvorming.” Hoe komt het dan, dat we 30% van het Belgisch bruto binnenlands product, besteden aan onze eigen sociale bescherming, maar slechts 1 à 2% van onze internationale samenwerking naar sociale bescherming gaat? Iets wat we zo belangrijk vinden voor onze eigen ontwikkeling, verwaarlozen we internationaal.
Internationale samenwerking moet dus veel doen voor onze Belgische belangen, maar wij willen de vraag omkeren. Op welke manier zal ons buitenlans beleid actief meebouwen aan dat unieke socio-economisch model wereldwijd? Als we onze eigen welvaartstaat in stand willen houden, moeten we dit model ook internationaal verdedigen en uitdragen. Niet alleen met woorden, maar door actief te investeren in universele sociale bescherming en waardig werk. Een win voor ons, maar in de eerste plaats ook voor een paar miljard mensen die het vandaag zonder sociale bescherming moeten stellen en wiens arbeidsrechten dagelijks geschonden worden.
Als het menens is om vanaf nu coherenter en actiever in te zetten op mensenrechten en democratie zal België meer moeten bieden dan enkel de vaste routine van vrij handels akkoorden en grote handelsmissies. Dat recept heeft al decennialang geleid tot de situatie waarin we de wereld vandaag vinden: het Westen als exponent van korte termijn winstbejag, ten koste van mensenrechten en democratie.
Internationale samenwerking richt zich vandaag dan weer heel sterk op het bestrijden van de meest extreme armoede. Partnerlanden die vooruitgang boeken, worden steeds meer uitgesloten van internationale samenwerking en als economische concurrenten gezien.
Deze focus op vrijhandel en extreme armoede verwaarloost grotendeels het actief bouwen aan structuren van sociale zekerheid, herverdeling, sociale dialoog, veilige werkomstandig heden en voldoende hoge lonen. Wat de internationale gemeenschap in feite doet is een ultra-liberaal Amerikaans ontwikke lings model door de strot van partnerlanden duwen. Dat model leidt tot enorme ongelijkheid binnen landen, tot een zichzelf steeds repro ducerende onzekerheid en margina lisering, tot wantrouwen in demo cratische instellingen en in de waarde van democratie en mensenrechten in het algemeen.
“Er werd ons beloofd dat als de economie het goed zou doen, iedereen daarvan zou profiteren. Maar in de praktijk plukken slechts enkelen de vruchten van de groei, terwijl de rest aan de kant blijft staan”, vat Bart Verstraeten, algemeen directeur van WSM, samen. “Dit model is niet neutraal. Het weerspiegelt politieke keuzes. We moeten collectief kiezen voor herverdeling. We moeten inzetten op waardig werk en sociale rechtvaardigheid boven winst plaatsen. Zodat mens en milieu terug bovenaan staan in de internationale prioriteiten.”
We willen graag meedenken over een ‘regeringsbrede’ benadering vani nternationale samenwerking. Maar dan wel om ons te richten op langdurige samenwerkingen om ons unieke sociaaleconomische model uit te dragen en democratie en mensenrechten te versterken.
Vandaag beperkt België zijn internationale gouvernementele samenwerking tot een kleine groep (vaak fragiele) landen en sectoren waarin Enabel gespecialiseerd is. Dat is niet langer houdbaar. Men moet de expertise bij andere actoren, ministeries en parastatalen, universiteiten en middenveldorganisaties veel meer naar waarde schatten, ze mee in rekening brengen bij het maken van strategische keuzes en onze diplomatie daar ook op organiseren en versterken. Dat kan niet overal, zeker niet met de voorziene besparingen, maar men zou alvast kunnen beginnen in die landen waarmee de minister sterkere banden wil aangaan. Meewerken aan het uitbouwen van een welvaartstaat, ook in zogenaamd opkomende landen waar het socioeconomisch model van morgen wordt bepaald, lijkt ons de beste win-win op lange termijn voor de Belgische internationale samenwerking.
Dit artikel verscheen eerder in het WSM-magazine 'Onverzettelijk'
1. Social Europe, 10th February 2025, https://www.socialeurope.eu/human-rights-on-the-edge
2. Nicholas Bequelin is Senior Fellow bij het Yale Law School’s Paul Tsai China Center. Voordien was hij regionaal directeur bij Amnesty International in Azië.
3. https://www.v-dem.net/documents/54/v-dem_dr_2025_lowres_v1.pdf
4. Vanaf nu is het ook officieel: wat we vroeger ‘ontwikkelingssamenwerking’ noemden heet voortaan ‘internationale samenwerking’
5. https://premier.be/sites/default/files/2025-02/Nationale_Veiligheidsstrategie.pdf